Modellen

Het uitgangspunt van de beleggingsaanpak is een systeem dat in het begin van deze eeuw werd ontwikkeld en getest (2001 - 2004).

De basis van de portefeuille wordt gevormd door posities die in Model IIII worden beschreven. Het zijn langlopende optie-posities (4 tot 5 jaar) die een forse premie opleveren. Deze premie is, in de loop der jaren, ook de potentiële winst.

Op basis van het geïnvesteerde eigen vermogen leveren ze een jaarlijk rendement van zo'n 25 tot 50% op.

Om deze winst te kunnen maken en behouden is het nodig om ze te 'verdedigen': tegenover de langlopende posities staan de vaak heftige kortlopende bewegingen op de beurs. Daarop spelen we in met Model I. Model I-posities lopen zelden langer dan enkele weken. Soms gaat het maar om een paar dagen.

Tenslotte is er het Model II. Dat wordt alleen gebruikt als het er op lijkt dat de beurs een bodem heeft neergezet die lange tijd in stand zal kunnen blijven, potentieel ten minste een jaar.
We volgen de ontwikkelingen op de beurs van uur tot uur, elke beursdag.

De Elliott Wave, de basis van onze aanpak, beschrijft golfbewegingen die vele tientallen jaren (en zelfs eeuwen) voortduren met opgaande en neergaande bewegingen.

Maar binnen al die golfbewegingen spelen zich qua patroon identieke bewegingen af die zelfs op minuten-niveau herkenbaar zijn.

Dat is ons te gortig maar als we golfbewegingen in dagen of weken voorzien die voldoende potentieel hebben, dan proberen we daar op in te spelen met opties, Sprinters, Turbo's of Futures op de index.

Wat is voldoende potentieel?

Dan denken we toch al snel aan een beweging van minimaal 10 indexpunten, de AEX moet dan volgens het scenario in hooguit twee weken tenminste 10 punten stijgen of dalen, afhankelijk van de voorziene beweging.

Stoploss

Omdat dit soort korte bewegingen heel snel, en uiteraard ook binnen de beursdag, kunnen omslaan, is het van belang een strakke stoploss te hanteren.

Sprinters en Turbo's zijn wat dat betreft goede producten, ze hebben een ingebouwde stoploss.
Als we de indruk hebben dat de index voor een langere periode een bodem heeft gezet, dan is Model II een zeer goede manier om daarvan te profiteren.

We verkopen dan Put-opties op aandelen met een flink stijgingspotentieel en ontvangen daarvoor doorgaans een flinke premie.

Wie Put-opties verkoopt moet er rekening mee houden dat het zover kan komen dat de aandelen ('onderliggende waarde') ook daadwerkelijk gekocht moeten worden.

Het is niet de bedoeling als we een Model II-positie innemen maar het kan wel gebeuren.

Daarom is het zaak alleen maar Model II-posities te nemen in aandelen die we, ook als we ze in bezit krijgen, wel zouden willen hebben omdat ze vervolgens toch weer potentieel hebben.

Een voorbeeld.

Een aandeel is tijdens een zwakke periode in waarde gedaald van € 15,- naar € 10,-.
Het aandeel keert jaarlijks zo'n 5% dividend uit, berekend bij een beurskoers van € 10,-.

De actie

We kunnen op dit aandeel een vierjaar lopende Put-optie verkopen met een uitoefenkoers van € 10,- en ontvangen daarvoor € 2,- premie.
Waarschijnlijk moeten we voor de Put-optie een margin aanhouden van € 3,- maar daarvan ontvangen we € 2,- al door de premie, we hoeven er zelf maar € 1,- bij te leggen.

Met een investering van € 1,- eigen vermogen ontvangen we € 2,- premie, potentieel dus 200% rendement in vier jaar.

De gevolgen, scenario's.

1. Het kan zo zijn dat het aandeel na de verkoop van de Put-optie nog wat verder daalt. Dan zal de margin toenemen, in plaats van € 3,- moeten we, bijvoorbeeld naar € 3,50. Dat kost ons dus extra liquiditeit, daarmee moeten we terdege rekening houden, al bij het innemen van de positie.

2. Het kan zo zijn dat het aandeel na de verkoop van de Put-optie begint met stijgen. Dan zal de margin afnemen, in plaats van € 3,- moeten we, bijvoorbeeld naar € 2,50. Dat levert ons dan liquiditeit op, daarmee kunnen we andere dingen doen hoewel we altijd alert moeten zijn op fluctuaties omhoog (vrijkomende liquiditeit) en omlaag (kost extra liquiditeit).

3. Het kan ook zo zijn dat het aandeel, als het lager noteert dan de uitoefenprijs van de optie, aan ons geleverd wordt. De afweging dat zoiets kan gebeuren hebben we al gemaakt voordat we de positie innamen. In elk geval hebben we de aandelen nu goedkoper gekregen dan als we ze destijds op de beurs zouden hebben gekocht: we moeten er € 10,- voor betalen (uitoefenprijs van de optie) maar we hebben € 2,- premie ontvangen. Per saldo hebben we de aandelen nu voor € 8,-.

Wat nu te doen?

- We kunnen besluiten dat we ze toch weer kwijt willen en verkopen ze direct. Afhankelijk van de actuele beurskoers hebben we dan verlies, blijven we neutraal in resultaat of maken wat winst.

- We kunnen besluiten de aandelen te houden, we krijgen dividend en kunnen de opbrengst verhogen door er call-opties op te verkopen. Op die manier kunnen we het rendement toch weer bereiken: we kregen aandelen voor € 8,- en verkopen er een Call-optie met een looptijd van vier jaar op met een uitoefenprijs van € 8,- en ontvangen, als de koers inderdaad ongeveer € 8,- is, waarschijnlijk wel opnieuw € 2,- premie op. Afhankelijk van het tijdstip waarop de Call-optie wordt uitgeoefend, hebben we € 2,- premie ontvangen en ook nog eens vier maal dividend.

4. Als we het bij het juiste eind hadden toen we de positie aangingen ('de beurs heeft gebodemd'), dan is de kans groot dat het aandeel snel stijgt. Als dat zo is, dan neemt de Put-optie-premie in waarde af. Waar we met een eigen investering van € 1,- er € 2,- ontvingen, kan het best al na een jaar zo zijn dat we de Put-optie kunnen terugkopen voor € 1,-.

We hebben dan in één jaar met een eigen investering van € 1,- ook € 1,- verdiend: een rendement van 100% (exclusief transactiekosten). Als we de positie zo snel sluiten, dan doen we dat drie jaar voordat we het mogelijk de hele premie zouden hebben verdiend. In drie jaar kan er veel gebeuren. Nemen we de snelle, zekere winst of wachten we op een langzame grotere winst hoewel die nog lang niet zeker is?



Dit model is de basis van onze aanpak.

De veronderstelling is dat er een goed rendement is te behalen door het verkopen van out-of-the-money opties, vooral langlopende.

De opties waarmee wij werken worden verhandeld op Euronext Amsterdam. Opties kun je kopen en verkopen, wij gaan in Model III uit van opties op aandelen (je hebt ze ook op de index, daarmee werken we wel in Model I). Zo'n aandeel heet dan 'onderliggende waarde'.

Elke optie heeft een uitoefenprijs, de zogenaamde 'strike'.

Voorbeeld

Er twee mogelijkheden: het betreft een Call-optie of het betreft een Put-optie.

Als het gaat om een Call-optie

Dat betekent dat degene die de optie koopt, het recht heeft om de aandelen voor die prijs te kopen, zolang de optie nog niet is afgelopen ('geëxpireerd').

Het betekent ook dat degene die de optie verkocht de plicht heeft om de aandelen te leveren, zolang de optie nog niet is afgelopen ('geëxpireerd').

Als het gaat om een Put-optie

Dat betekent dat degene die de optie koopt, het recht heeft om de aandelen voor die prijs te leveren, zolang de optie nog niet is afgelopen ('geëxpireerd').

Het betekent ook dat degene die de optie verkocht de plicht heeft om de aandelen voor die prijs te kopen, zolang de optie nog niet is afgelopen ('geëxpireerd').

Wat doen wij?

Wij selecteren aandelen waarvan we verwachten dat ze gedurende een bepaalde looptijd (van de Opties) binnen een bepaalde bandbreedte zullen bewegen.

In het geval van aandeel A bijvoorbeeld, dat vandaag een koers heeft van € 10,- zien we aan de hand van statistieken (historische koersontwikkeling), dat de koers de afgelopen vijf jaar, waarin de beurs best flink heeft bewogen, nooit lager dan € 6,- waard was en nooit hoger dan € 14,-.

Aandeel A is van een goed, al lang bestaand bedrijf en er wordt dividend uitgekeerd. Er is geen bedreigende informatie bekend, er zijn geen winstwaarschuwingen en de kans dat er een overnamebod zal komen lijkt ook klein zo niet uitgesloten.

Bij de huidige koers kan dit aandeel dus 40% stijgen of dalen voordat we een echt risico lopen als we tegelijkertijd een Call-optie met uitoefenprijs € 14,- verkopen en een Put-optie met uitoefenprijs € 6,-, beiden met dezelfde looptijd, stel zo'n vier jaar.

De kans is groot dat we voor die combinatie verkoop een een totaalpremie ontvangen van €1,- tot €2,-.

Omdat we verplicht een margin moeten aanhouden, nemen we dat mee in de berekening. In het bovenstaande geval zal de margin meestal niet meer dan 4/3 van de ontvangen premies zijn dus hoeven we zelf maar 1/3 op tafel te leggen, de rest van de margin wordt betaald uit de ontvangen premies.

Stel nu eens dat de ontvangen premies € 1,50 waren en de margin 2,-, dan ontvangen we op een investering van €0,50 in de loop van vier jaar maximaal € 1,50 (exclusief transactiekosten).

In principe hangen we na het aangaan van deze positie in de touwen tot het einde van de looptijd.

In de tussentijd kan er natuurlijk toch van alles gebeuren: als de koers van het aandeel boven de € 14,- komt, dan kan het zijn dat we de aandelen moeten leveren.
Komt de koers onder de € 6,- dan bestaat de kans dat we de aandelen moeten kopen.

Het is ook mogelijk dat door tussentijdse hevige koersbewegingen de margin wordt verhoogd, dan moeten we dat kunnen opvangen.