Resultaat
Het uitgangspunt is dat liquiditeit alles bepalend is.
Daar is een goede reden voor, je kunt nog zo'n goede vermogenspositie hebben, als je niet voldoende liquide bent en opkomende verplichtingen niet kunt nakomen, dan ga je gewoon failliet. De bankencrisis heeft dat nog maar eens duidelijk gemaakt: toen de banken elkaar niet meer wilden financieren - ze deden dat vaak van dag tot dag dus zeer kortlopend - kwamen ze in zeer grote problemen.
Kijk naar DSB: een bank met een ogenschijnlijk voldoende eigen vermogen maar toen spaarders hun geld opeisten ging het mis. Omdat de benodigde liquiditeiten er niet waren.
Resultaatberekening
Op het moment dat wij in Model I, II of III optieposities innemen en daarvoor premies ontvangen, dan nemen wij deze premies op als resultaat. Het is weliswaar ten dele of nog helemaal niet gerealiseerd maar de premie komt naar ons toe als we de positie kunnen 'uitzitten'. Omdat we de intentie hebben om dit soort langlopende constructies tot het einde toe in portefeuille te hebben, verwerken we ongerealiseerde mutaties niet in het resultaat.
Als een optie in-the-money is, dan trekken we daarmee gemoeide bedrag af van de resultaten.
Voorbeeld 1
We hebben een Call-optie verkocht met een uitoefenkoers van € 10,- en we ontvingen € 2,- als premie.
Die € 2,- nemen we op als resultaat zolang het aandeel lager dan € 10,- noteert.
Als vervolgens het aandeel € 10,50 noteert, dan nemen we -/- € 0,50 op als resultaat, ons totale resultaat is dan dus afgenomen van € 2,- naar € 1,50.
We hebben zodoende het risico afgedekt van het moeten leveren van de aandelen, we kunnen ze kopen op de beurs zonder dat dit op dat moment verdere consequenties voor ons resultaat heeft.
Deze mutatie wordt elke week, vrijdag nabeurs, doorgerekend in ons overzicht.
Voorbeeld 2
We hebben een Put-optie verkocht met een uitoefenkoers van € 10,- en we ontvingen € 2,- als premie.
Die € 2,- nemen we op als resultaat zolang het aandeel hoger dan € 10,- noteert.
Als vervolgens het aandeel € 9,50 noteert, dan nemen we -/- € 0,50 op als resultaat, ons totale resultaat is dan dus afgenomen van € 2,- naar € 1,50.
We hebben zodoende het risico afgedekt van het moeten kopen van de aandelen, we kunnen ze verkopen op de beurs zonder dat dit op dat moment verdere consequenties voor ons resultaat heeft.
Deze mutatie wordt elke week, vrijdag nabeurs, doorgerekend in ons overzicht.
Berekening ruimte om winst uit te keren.
Omdat liquiditeit leidend is, kijken we steeds naar de gevolgen van het doen van (tussentijdse) uitkeringen.
Voorbeeld: uitgangspunten
Het kapitaal van de vereniging is € 100.000,-.
We hebben een kaspositie van € 110.000,-, een zeer groot deel daarvan ligt vast in margins.
Onze effectenbank geeft ons voortdurend door welk deel van onze kaspositie vrij besteedbaar is, de zogenaamde vrije bestedingen ruimte (VBR).
In dit geval is onze VBR € 20.000,-.
Voorbeeld: berekening ruimte om uit keren.
- Onze kaspositie mag, na uitkering, nooit onder het bedrag van het ledenkapitaal komen;
- Er moet na uitkering ten minste 10% van de kaspositie als VBR resteren maar liever nog 15%. Dit omdat er altijd fluctuaties in de margins kunnen optreden die we moeten opvangen. Kunnen we dat niet, dan moeten we gedwongen posities sluiten en zijn we dat resultaat met terugwerkende kracht kwijt.
In dit voorbeeld zou er ruimte zijn om ca. € 10.000,- aan de leden uit te keren, want:
- de kaspositie neemt dan af tot € 100.000,-, gelijk aan het kapitaal van de leden.
- er resteert na uitkering een VBR (liquiditeit) van € 10.000,-, gelijk aan 10% van de kaspositie.